Art-Deco - 1915 – 1940
Toegepaste kunst in Nederland: Art-deco
Art Deco was een populaire stijlbeweging van 1915 tot 1940 die een weerslag had op de decoratieve en toegepaste kunst. De beweging was in zekere zin een mengelmoes van vele verschillende stijl- en kunststromingen uit de eerste decennia van de 20e eeuw. De term Art-Deco is afkomstig van de Exposition Internationale des Art Decoratifs et Industriels Modernes, de wereldtentoonstelling uit 1925 in Parijs, waar veel ontwerpen in deze strakke modernistische stijl te zien waren. In de nadagen van de Nederlandse Nieuwe Kunst ontstonden 2 stromingen onder kunstenaars.
De Amsterdamse School
De Amsterdamse School bouwde voort op het gedachtengoed van de Nieuwe Kunst. Gestileerde of zelfs geabstraheerde vormen werden voorzien van een plastische organische ornamentiek, waarbij de confrontatie tussen de vormen en materialen zorgde voor een zware soms lugubere uitstraling. Bekende Nederlandse vertegenwoordigers waren J.M. van der Mey, M. de Klerk en P.L. Kramer.
De Stijl
Bij De Stijl was het doel een zo groot mogelijke eenvoud en abstractie, vaak vergezeld van het gebruik van de primaire kleuren. De Stijl-groep voerde een belangrijk aspect van de Nederlandse Art Deco tot in de uiterste consequentie door: dat van functionaliteit en zakelijkheid en kreeg hierom ook bekendheid onder de naam Nieuwe Zakelijkheid. De aanhangers van deze richting waren wars van elke vorm van versiering. Daarbij stond hoog in het vaandel dat de producten bereikbaar moesten zijn voor de eenvoudige burgers. Bij het ontwerpen werd reeds rekening gehouden met machinale productie. De consequentie hiervan op het uiterlijk van voorwerpen mag zeker ook als een van de stijlkenmerken van de Art Deco worden beschouwd. Bekende Nederlandse vertegenwoordigers waren T. van Doesburg, Piet Mondriaan, W. Dudok en G.T. Rietveld.
Art Deco was een populaire stijlbeweging van 1915 tot 1940 die een weerslag had op de decoratieve en toegepaste kunst. De beweging was in zekere zin een mengelmoes van vele verschillende stijl- en kunststromingen uit de eerste decennia van de 20e eeuw. De term Art-Deco is afkomstig van de Exposition Internationale des Art Decoratifs et Industriels Modernes, de wereldtentoonstelling uit 1925 in Parijs, waar veel ontwerpen in deze strakke modernistische stijl te zien waren. In de nadagen van de Nederlandse Nieuwe Kunst ontstonden 2 stromingen onder kunstenaars.
De Amsterdamse School
De Amsterdamse School bouwde voort op het gedachtengoed van de Nieuwe Kunst. Gestileerde of zelfs geabstraheerde vormen werden voorzien van een plastische organische ornamentiek, waarbij de confrontatie tussen de vormen en materialen zorgde voor een zware soms lugubere uitstraling. Bekende Nederlandse vertegenwoordigers waren J.M. van der Mey, M. de Klerk en P.L. Kramer.
De Stijl
Bij De Stijl was het doel een zo groot mogelijke eenvoud en abstractie, vaak vergezeld van het gebruik van de primaire kleuren. De Stijl-groep voerde een belangrijk aspect van de Nederlandse Art Deco tot in de uiterste consequentie door: dat van functionaliteit en zakelijkheid en kreeg hierom ook bekendheid onder de naam Nieuwe Zakelijkheid. De aanhangers van deze richting waren wars van elke vorm van versiering. Daarbij stond hoog in het vaandel dat de producten bereikbaar moesten zijn voor de eenvoudige burgers. Bij het ontwerpen werd reeds rekening gehouden met machinale productie. De consequentie hiervan op het uiterlijk van voorwerpen mag zeker ook als een van de stijlkenmerken van de Art Deco worden beschouwd. Bekende Nederlandse vertegenwoordigers waren T. van Doesburg, Piet Mondriaan, W. Dudok en G.T. Rietveld.